De verschillende gezichten van Indonesië: recensie ‘Ancestors & Rituals’ & ‘Power and other things. Indonesia & Art 1835 – now’

Europalia 2017-20184 | 1 | 2018

Recensie ‘Power and other things. Indonesia & Art 1835 – now’ (nog te zien tot 21 januari 2018) en ‘Ancestors & Rituals’ (nog te zien tot 14 januari 2018) in BOZAR / Paleis voor Schone Kunsten, Brussel

Op de valreep bezocht ik afgelopen week in BOZAR in Brussel twee bijzondere tentoonstellingen die Indonesië en haar geschiedenis en cultuur tot onderwerp hebben. Beide komen voort uit het Europalia Arts Festival dat elke twee jaar wordt gehouden en dit jaar Indonesië als gastland heeft. De twee tentoonstellingen roepen bij bezoekers twee diametraal tegenovergestelde beelden van Indonesië op. In de ene tentoonstelling loop je naar buiten met het idee van een land met een fascinerende en rijke, maar statische, overwegend tribale, cultuur en bij de ander overheerst het beeld van een modern land met een complexe geschiedenis die nog steeds actueel is in de kunst en cultuur.

‘Ancestors & Rituals’

IMG_7298
Tentoonstelling ‘Ancestors & Rituals’, BOZAR, Brussel.
In de tentoonstelling ‘Ancestors & Rituals’, gecureerd door de Indonesische archeoloog Daud Tanudirjo, staat voorouderverering centraal. In de koloniale tijd werd voorouderverering gezien als het voornaamste kenmerk van wat men rond 1900 ‘den heidenschen godsdienst der Indonesiërs’ noemde. Deze ‘primitieve wereldbeschouwing’  (aldus de Beknopte encyclopaedie van Nederlandsch-Indië uit 1921[1]) werd gezien als de oorspronkelijke, ‘authentieke’ Indonesische cultuur die nog niet direct beïnvloed was door het hindoeïsme, islam of christendom.[2] Het betrof dus vooral de volkeren buiten overwegend christelijke, islamitische of hindoeïstische gebieden als Java of Bali die nog zouden leven in een primitieve cultuur met bijbehorende religieuze verering die al duizenden jaren min of meer hetzelfde was.

Dit koloniale denken ziet men in de tentoonstelling terug. In een van de eerste tentoonstellingsteksten wordt de vraag gesteld wat de wederzijdse invloed was tussen de ‘inkomende religies’ en ‘de’ vooroudercultus – alsof dat overal en in alle tijden op dezelfde wijze in die uitgestrekte, cultureel en etnisch diverse archipel plaatsvond. Er zijn bovendien geen moderne Indonesische objecten te zien. Daarnaast zullen bezoekers na het bezoeken van deze expositie voorouderverering vooral associëren met gebieden als Sulawesi, Kalimantan, Sumatra, Papua en de Zuidelijke Molukken. Want hoewel er prachtige objecten te zien zijn uit Java en Bali worden er getalsmatig veel meer objecten uit deze gebieden getoond.

Hiermee wordt, ongetwijfeld onbedoeld, de indruk van primitiviteit van deze eilanden en hun volkeren gewekt. Immers, als in de presentatie van de voorwerpen binnen klassieke thema’s als ‘vruchtbaarheid’, ‘uitwisselingen’ en ‘begrafenisrituelen’ geen cultuurontwikkeling doorklinkt (die er natuurlijk altijd en overal is!) en de teksten spreken van de bedreiging van de ‘vooroudercultus’, dan wordt een continuïteit van prehistorische samenlevingen gesuggereerd. Een koloniale gedachte. Deze indruk van primitivisme en exotisme wordt nog eens versterkt doordat in de tentoonstelling met verhogingen en schermen van bamboe wordt gewerkt. Een verwijzing naar de omgeving waarin deze volkeren zouden wonen – ‘natuurvolkeren’.

De tentoonstelling belooft aan het begin een kritisch perspectief te hanteren, maar daar is weinig van terug te zien. Het is stuitend dat op de tentoonstelling een grote hoeveelheid prachtige objecten te zien zijn (zoals de hier afgebeelde mooie hoofdtooi uit Bali) die in Nederlandse koloniale oorlogsexpedities buitgemaakt zijn, maar waarover óf in de tekstbordjes niet gerept wordt óf geschreven wordt dat het ‘in beslag is genomen’ – en dat terwijl nota bene in de tijd zelf, in 1908, gesproken werd van ‘buitgemaakte voorwerpen’. De teksten in Brussel zijn wel zeer eufemistisch geformuleerd en daarmee niet meer van deze tijd.

IMG_7278
Gelung Agung, ceremoniële kroon, ca. 1850-1900. Goud, robijnen, edelstenen, rotan. Badung, Bali. Collectie Museum Nasional Jakarta.
Al met al is dit een traditionele, haast koloniale, etnografische tentoonstelling met grandioze en unieke voorwerpen uit vooral het Museum Nasional Indonesia in Jakarta, maar waaraan inhoudelijk het één en ander af te dingen is. En dat is jammer. Ga naar deze tentoonstelling om de meest prachtige objecten te zien die anders enkel in Indonesië te bekijken zijn, maar laat het narratief links liggen.

‘Power and other things. Indonesia & Art 1835 – now’

Via een tijdslijn die de geschiedenis van Indonesië overzichtelijk in beeld brengt (een goed gevonden manier om essentiële informatie over te brengen die zeker voor een niet-Nederlands of niet-Indonesisch publiek onontbeerlijk is) en de beide tentoonstellingen ruimtelijk met elkaar verbindt, komen bezoekers bij de andere tentoonstelling, ‘Power and other things. Indonesia & Art 1835 – now’. Dit is een tentoonstelling van moderne en hedendaagse kunst die samengesteld is door Charles Esche, directeur van het Van Abbemuseum, en Riksa Afiaty, een onafhankelijke Indonesische curator. Zij zijn er in geslaagd in deze tentoonstelling te laten zien hoe complex de Indonesische geschiedenis is en hoe dat tot op de dag vandaag doorwerkt en van invloed is op hedendaagse en toekomstige kunst, cultuur en samenlevingen. Het gaat daarbij niet enkel om de koloniale geschiedenis – de gehele Indonesische geschiedenis, met onder meer de Japanse bezetting, de gruwelijke gebeurtenissen rond 1965 en de immigratieproblematiek, komt aan de orde.

De tentoonstelling is losjes ingedeeld in een historisch en hedendaags deel en in thema’s als de koloniale periode, de Japanse bezetting, immigratie, identiteit, etc., maar leidend zijn die niet. De schilderijen, verschillende installaties of mini-tentoonstellingen (zoals in het geval van ‘Fragments’ van Lidwien van de Ven) vormen op zichzelf een eigen verhaal. En daartussen zitten boeiende verrassingen die echt raken. Zoals de installatie van Agung Kurniawan, ‘Gentayangan’: in een cirkel opgehangen witte kledingstukken waarop vrouwen worden geprojecteerd die in 1965 zonder vorm van proces naar kampen werden gestuurd en daar enkel met elkaar konden communiceren door te zingen. Al zittend in die donkere kamer, die lijkt op een catacombe, omringd door de geestachtige, zingende vrouwen, word je als bezoeker geraakt door hun verhaal en geschiedenis.

Hoe complex dekolonisatie is, is treffend te zien in de installatie van Dea Widya, ‘Planning to forget: decomposing the Hotel des Indes’ waarin zowel kolonialisme als moderniteit sterk bekritiseerd worden. Op de wand ziet de bezoeker twee foto’s: één van het koloniale Hotel des Indes in voormalig Batavia en het inmiddels aftandse winkelcentrum dat er in 1971 voor in de plaats kwam. Op de grond staat een maquette van het hotel in ruïneuze toestand; het stort zakt in, de muren vertonen scheuren, staan schots en scheef en zijn op sommige plekken al omgevallen. Op die plekken is de neonreclame van de Franse Carrefour-supermarkt, de op één na grootste supermarktketen ter wereld, te zien die in het winkelcentrum is gevestigd.

Met het werk laat Dea Widya zien hoe voormalige koloniale landen met hun gebouwde erfgoed steeds herinnerd worden aan de koloniale tijd, maar dat je feitelijk weinig verandert door deze te slopen en te veranderen in gebouwen die net zozeer getuigen van westerse dominantie en kapitalisme (winkelcentra, een Franse supermarkt). Moderniteit is volgens haar dan ook niet het antwoord.

En zo zijn er op deze mooie tentoonstelling nog tal van voorbeelden te vinden (lees bijvoorbeeld vooral verder in de verschillende mooie recensies die over de tentoonstelling zijn verschenen en die ik in deze noot[3] heb opgenomen). Toch vraag ik me af in hoeverre Belgische bezoekers deze tentoonstelling begrijpen, over een land en een geschiedenis die nog verder af van hen staan dan dat Indonesië staat voor de gemiddelde Nederlander. Ondanks de tijdslijn en de vrij uitgebreide synopsis van de Indonesische geschiedenis aan het begin van de tentoonstelling, blijft het een tentoonstelling van eenentwintig verschillende kunstenaars met kleine op zichzelf staande verhalen waarin zeker wel een rode draad te vinden is, maar die soms moeilijk te herkennen kan zijn en waarvoor de curators weinig houvast bieden. Deze recensie op de website van het kunsttijdschrift Metropolis M laat al wat van deze verwarring zien.

In Nederland was dat wellicht minder het geval geweest. Maar deze tentoonstelling wordt, zover ik weet, niet in Nederland getoond. En terecht vroeg kunstrecensente Sandra Smets zich in NRC Handelsblad al af waarom dat zo is. Het is een gemiste kans dat deze mooie, verrassende tentoonstelling met een enorme diversiteit aan onderwerpen, die raakt aan allerlei Nederlandse actuele discussies over Indonesië en het koloniale verleden, niet hier in Nederland getoond wordt. Deze tentoonstelling is een ‘must-see’ voor iedereen die geïnteresseerd is in het koloniale en nationale verleden van Indonesië en onze huidige, met het koloniale verleden worstelende, samenleving.

Kortom, reis nu nog even af naar Brussel als u er nog niet bent geweest. Het is slechts twee uur rijden van Utrecht en het Belgisch bier en eten na de tentoonstelling maken de reis meer dan de moeite waard.

(Nota bene – Bij ‘Power and other things. Indonesia & Art 1835 – now’ verscheen een (Engelstalige) catalogus die zeer de moeite waard is en te verkrijgen is bij de museumwinkel in BOZAR of via Amazon (E 28,00)

Noten

[1] T.J. Bezemer, Beknopte encyclopaedie van Nederlandsch-Indië (Den Haag / Leiden 1921).

[2] Ibidem, 46

[3] Sam Steverlynck in ArtReview (December 2017): https://artreview.com/reviews/ar_december_2017_review_power_and_other_things/; Egbert Dommering’s kunstblog, http://www.egbertdommering.nl/?p=1009c

 

2 gedachtes over “De verschillende gezichten van Indonesië: recensie ‘Ancestors & Rituals’ & ‘Power and other things. Indonesia & Art 1835 – now’

  1. Thijs Weststeijn schreef:

    Toevallig was ik vorig weekend op beide tentoonstellingen. Bedankt voor je heldere bespreking! Het is erg bijzonder dat voor het eerst Jan Toorop als een Indonesische schilder wordt gepresenteerd in een tentoonstelling en een catalogus. Dat is echt een doorbraak, in de talrijke eerdere publicaties over zijn werk wordt angstvallig over zijn herkomst gezwegen en wordt hij als de belangrijkste Nederlandse symbolist, wiens werk essentieel was voor Mondriaan, gepresenteerd. Er is dus iets aan het verschuiven, maar het is tragisch dat dat in Belgie gebeurt en niet in Nederland zelf.

    Like

    1. Caroline Drieënhuizen schreef:

      Dank, Thijs! Ik was ook blij met de presentatie van Toorop, zeker vergeleken met de tentoonstelling ‘Zang der tijden’ twee jaar terug in het Gemeentemuseum. En het waren prachtige werken. Ken je Susan Legene haar artikel over Toorop? (Vast wel…) Volgens mij was zij de eerste die wees op de Indische herkomst van Toorop en hoe sinds 1945 Toorops artistieke ontwikkeling vooral in Europees verband wordt gezien. Heel interessant – dit blogje had veel langer kunnen zijn 😉 Het is inderdaad jammer, maar dat geldt eigenlijk voor die hele tentoonstelling, dat dat niet in Nederland te zien is.

      Hartelijks, Caroline

      Like

Geef een reactie op Caroline Drieënhuizen Reactie annuleren