De materiële erfenis van de Lombokexpeditie

Nederlands-Indië en zijn materiële erfenis blijven onderwerp van discussie (en ja, ik doe daar ook aan mee door dit blog). Het koloniale verleden lijkt daarbij steeds kritischer beschouwd te worden en niet alleen door volkenkundige musea. Ook kunst- en cultuurhistorische instellingen als het Rijksmuseum beginnen voorzichtig kritisch naar hun eigen collecties te kijken. Dat lijkt mij terecht: eerder betoogde ik al, aan de hand van de diamant van de sultan van Banjarmasin, hoezeer de verwerving van objecten en de presentatie daarvan geworteld zijn in koloniaal denken en handelen en hoezeer dat nog steeds, tot een zekere hoogte, onderdeel is van de manier waarop Nederland omgaat met het koloniaal verleden en de materiële erfenis daarvan. Het is mooi dat het Rijksmuseum nu niet alleen kritisch reflecteert op haar collecties, maar zich ook rekenschap geeft van de manier waarop zij haar objecten presenteren en daarmee interpreteren: onlangs is het tekstbordje bij de diamant aangepast.

Toch geloof ik dat we ons nog niet ten volle realiseren hoezeer alomtegenwoordig deze koloniale ‘last’ is – zelfs in kunst- en cultuurhistorische musea als bijvoorbeeld het Rijksmuseum. Sinds de teruggave van voormalige koloniale collecties internationaal op de agenda werd gezet, zijn velen van mening geweest dat zich weinig tot geen koloniale roofbuit zou bevinden in Nederlandse musea  (over wat we met roofbuit zouden moeten doen, kunt u lezen in Jos van Beurdens mooie proefschrift). Dat is, volgens mij, een interpretatieverschil (want wat is roofbuit, überhaupt?) en een gevolg van het niet verder kunnen kijken dan enkel de, veelal summiere, verwervingsgegevens bij uit de voormalige koloniën afkomstige objecten.

Zo bevinden zich in Nederlandse musea talloze objecten die verzameld zijn tijdens, onder meer, de langslepende Aceh-oorlog (ik schreef al eens eerder over de talloze korans die toen verworven werden), de verschillende oorlogen op het huidige Kalimantan (over schedels die daar verworven zijn zal een volgend blog gaan) en Bali en de zogenaamde Lombokexpeditie van 1894.

Verzamelende officieren van gezondheid

Bij de Lombokexpeditie (over de achtergronden daarvan vindt u zelfs op Wikipedia al heel wat) denkt u natuurlijk meteen aan de indertijd befaamde ‘Lombokschat’ die heden ten dage weer in vol ornaat in het Rijksmuseum bewonderd kan worden, en er zullen inderdaad maar weinig mensen zijn die zullen betwisten dat de oorspronkelijk 230 kilo aan gouden en 3810 kilo aan zilveren kostbare sieraden, edelstenen, munten en serviesgoed geen roofbuit waren. Maar er zijn nog tientallen, misschien wel honderdtal, objecten in Nederlandse musea die te herleiden zijn tot deze expeditie – ondanks dat officieel alles afgegeven moest worden aan de legerleiding. Tientallen militairen en hun echtgenotes verdienden een leuk zakcentje bij met het naderhand verkopen van de in Lombok veroverde objecten.[1] Schrijver Ewald Vanvugt stelde dan ook met recht dat er een officiële én officieuze schat van Lombok is.[2] En die bestaat niet alleen uit wapens of kostbaarheden.

RP-F-F01153-G
De troepen van het KNIL in de tempel (pura) van Lingsar op Lombok. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam. Inv.nr. RP-F-F01153-G.

Met name officieren van gezondheid, de legerartsen die tijdens de gevechtshandelingen rustig bij de veldhospitalen konden blijven, lijken in staat te zijn geweest de meest uiteenlopende voorwerpen te bemachtigen. Zo keerde officier van gezondheid Herman Koppeschaar (1866-1932) na de strijd terug naar Malang op Java met in zijn bagage talloze prachtige voorwerpen uit Lombok. Hij stelde deze tentoon in zijn huis en verkocht diverse stukken, onder meer aan spoorwegingenieur Theodore Delprat (1851-1932). Hij was niet de enige in Malang: de Oudheidkundige Dienst trof in 1901 bij officier van gezondheid J.B.F.M. Berger thuis twee zogenaamde ‘zodiakbekers’ aan uit het paleis van de vorst van Lombok.[3]

Bij terugkomst in Nederland schonk Koppeschaar voorwerpen, net als uiteindelijk Delprat met zijn gekochte objecten zou doen, aan musea. Aan het Koloniaal Museum in Haarlem deed hij onder meer van de hand zesentwintig prachtige beelden, een schilderij met een voorstelling uit de Ramayana en krisdragers, sommige zeer oud en zeldzaam. Koppeschaar bezat ook nog prachtig bewerkte en beschilderde deurpanelen uit het paleis van de vorst van Lombok, waarvan Delprat de andere panelen kocht. Voorts kocht die laatste van Koppeschaar vier aan elkaar gesmolten rijksdaalders die tijdens de brand in het paleis hadden gelegen, en een fraaie, met goud ingelegde klewang voorzien van het koninklijke teken die, zo dacht Delprat, van de vorst van Lombok of van diens zoon moest zijn geweest. Verder verwierf hij een mooi presse-papier en een even zo mooi versierd kastdeurtje van een kastje waarin de vorst zijn befaamde ‘schatten’ zou hebben bewaard (althans, dat dacht hij).[4]

De collecties van Koppeschaar en Delprat bevinden zich nu tezamen met verschillende andere tot de Lombokexpeditie te herleiden objecten (zoals een koffer ’gevonden’ in de ruïnes van het platgebrande paleis[5], een schrijfstift van de vorst met fluwelen hoes en zilveren doos[6], godenhuisjes van Chinese munten[7], krissen zoals die overste Scheuer op zijn aanvaller had veroverd[8] en diverse krishouders[9])  in de diverse locaties van het Museum van Wereldculturen. Museum Bronbeek grossiert in de door militairen veroverde en afgedragen wapens die via het ministerie van Koloniën in het Arnhemse museum terecht kwamen: tientallen Spencer-karabijnen, Winchester-geweren en ‘lila’s’, draaibare kanonnen.[10] De meeste van deze objecten zijn vooral te herkennen als roofbuit door hun datering: ‘voor 1894’ – het jaar van de oorlog op Lombok. Op de verschillende wapens na worden deze objecten in de musea maar mondjesmaat gecontextualiseerd als koloniale roofbuit. Als gevolg van de aard van het Nationaal Museum van Wereldculturen worden veel objecten over het algemeen etnografisch benaderd: als objecten die vooral iets vertellen over de Balinese of Lombokse cultuur (in het verleden).

Naamloos
Een impressie van de zeer uiteenlopende objecten veroverd op Lombok in 1894.

In het Rijksmuseum is de vitrine vol gouden en zilveren ringen, diamanten en serviesgoed niet het enige geroofde goed uit Lombok. Waar deze voorwerpen nog in bruikleen zijn van het Museum van Wereldculturen, kent het museum als cultuurhistorische instelling ook zijn eigen buit uit Lombok. Zo verwierf officier van gezondheid Jan Willem Portengen (1857-1917) verschillende krissen, geweren, lansen, een harpoen, een mes, een geel koperen lampje met graveerwerk en een ‘miniatuur-lila’ uit de oorlog op Lombok. Hij nam ze mee naar Nederland en schonk ze aan het Nederlandsch Museum van Geschiedenis en Kunst, onderdeel van het toenmalige Rijksmuseum.

Daar vormen ze nu samen met andere in 1894 buitgemaakte VOC-kanonnen (waaronder verschillende die u op zaal in het museum kan bezichtigen), lila’s en geweren de officieuze, in vooral het Amsterdamse depot niet direct zichtbare, ‘schat’ van Lombok in Nederland. Een schat die rond 1900 beschouwd werd als brandschatting en symbool voor de ‘schitterend[e] revanche’ van het leger, dat ‘het prestige van Nederland als groote koloniale mogendheid krachtig gehandhaafd, ja, men mag wel zeggen: het heeft heel de toekomst van ons vaderland gered en bevestigd’.[11] De talloze artefacten uit en van het paleis van de vorst van Lombok stonden dus voor meer dan enkel roofbuit: het ging om de statuur en het aanzien van de natiestaat.

Slot

De herkomst van deze willekeurig gekozen objecten laat zien hoe, zonder dat dat voor de goede verstaander direct duidelijk is, talloze objecten veroverd zijn op het slagveld van Lombok en zo wortelen in Nederlandse koloniale praktijken als oorlogsvoering, eufemistisch ‘pacificatie’ genoemd, overheersing en de narratief van Nederlands imperiale en nationale grootheid.

In de eenentwingste eeuw wordt deze herkomst en symboliek maar weinig onderkend of zelfs maar opgemerkt – veeleer worden deze objecten benaderd vanuit een etnografische invalshoek. En wanneer zij bezien worden vanuit een historisch oogpunt, reflecteren zij meestal het koloniale, eurocentrische, standpunt. Dit geldt voor veel meer voorwerpen dan enkel deze voorwerpen – daarom daarover in een volgend blog meer. De nog in 1973 geponeerde stelling dat ‘verhalen over roof (…) vaak sterk overdreven [zijn]’[12] is mijns inziens dan ook niet langer houdbaar en de gevolgen voor museale benaderingen veel groter dan nu over het algemeen gesteld wordt.

Noten

[1] Familiearchief Delprat. Brief Th.F.A. Delprat aan C.C. Delprat, d.d. Malang, 1 februari 1895; Rotterdamsch Nieuwsblad, ‘Lombok’, 15 januari 1895; Ewald Vanvugt, De schatten van Lombok. Honderd jaar Nederlandse oorlogsbuit uit Indonesië (Amsterdam 1994) 85.

[2] Vanvugt, De schatten van Lombok, 47.

[3] Rapporten van de Commissie in Nederlandsch-Indië voor Oudheidkundig Onderzoek op Java en Madoera (Batavia/’s-Gravenhage 1901) 8.

[4] Caroline Drieënhuizen, Koloniale collecties, Europees aanzien. De Europese elite van Nederlands-Indië belicht door haar verzamelingen, 1811-1957 (ongepubliceerde dissertatie Universiteit van Amsterdam 2012) 207-211.

[5] Zie collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, inv.nr. TM-H-3108.

[6] Zie collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, inv.nr. TM-812-1 t/m TM-812-3.

[7] J.T. Coert schonk in 1901 een godenhuisje aan het Koloniaal Museum in Haarlem. Het godenhuisje is vermoedelijk in het Tropenmuseum, onderdeel Nationaal Museum van Wereldculturen, te vinden onder een van deze  inv.nrs. TM-H -949, TM-H -950, TM-H-955.

[8] Zie collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, inv.nr. TM-2277-1.

[9] Zie collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, inv.nr. TM-A-4791.

[10] Zie collectie Museum Bronbeek: de lila’s zijn te vinden onder de inv.nrs. 1999/00-207 t/m 1999/00-219. De karabijnen onder meer onder 1999/00-181 t/m 1999/00-181-188 en 200/00-6. De Winchestergeweren onder meer onder inv.nrs. 1999/00-189 en1999/00-190.

[11] De oorlog op Lombok’, Eigen Haard 6 (1895).

[12] KIT-archief, inv.nr. 4451. Kanttekeningen bij VN-resolutie, teruggave ‘kunst’-voorwerpen door D. Jaeger, ca. 1973.

Een gedachte over “De materiële erfenis van de Lombokexpeditie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s