‘Hoe men toch kelderen kan!’ Het lot van de laatste sultan van Banten en zijn bezittingen

Introductie

Vlak voor Kerstmis 1899 werd het nieuws bekend: de maand ervoor was in Surabaya een stokoude man in ballingschap overleden. Ruim honderd jaar oud, beweerden de Europese kranten in Nederlands-Indië.[i] Zijn vermeldingswaardigheid ontleende hij aan zijn voormalige status: hij was de laatste door erfopvolging rechtmatige sultan van Banten, door Nederlanders meestal ‘Bantam’ genoemd.

In 1832 was sultan Muhammed Shafiuddin (1801-1898)[ii] door het Nederlandse gouvernement naar Surabaya, op Oost-Java, verbannen nadat gouverneur-generaal Daendels in 1808 het onafhankelijke sultanaat had opgeheven en Raffles, de Britse gouverneur van Java tussen 1811 en 1815, de sultan had gedwongen zijn troon op te geven, omdat de familie steeds in verzet was blijven komen.

De plaats in West-Java was in deze periode praktisch volledig verwoest: historici Martijn Eickhoff en Marieke Bloembergen noemen het een modern Carthago.[iii] Als genoegdoening voor de sultans verbanning en volledig inbeslagname van zijn bezittingen, kregen hij en zijn zonen van de koloniale regering een geldelijke ondersteuning.[iv]

De troosteloze situatie van Muhammed Shafiuddin

Voor de generatie erna bleek die toelage niet genoeg. Op een zondag midden augustus 1909 pakten Europese politiebeambten een paar bedelaars op die tot de vorstelijke familie bleken te behoren – misschien waren zij wel de zonen van de laatste sultan. ‘Hoe men toch kelderen kan!’ sneerde een Europese krant. ‘Voornamelijk als men te maken heeft met het royale Ned.Ind. Gouvernement’. [v] Klaarblijkelijk was de financieel troosteloze situatie van de sultansfamilie niet uitzonderlijk én vond de Europese pers het verwijtbaar aan de koloniale regering.

‘Hoe men toch kelderen kan! Voornamelijk als men te maken heeft met het royale Ned.Ind. Gouvernement’.

Kroon van de sultan van Banten, zestiende eeuw. Collectie Museum Nasional Indonesia, Jakarta. E 619.

Die situatie was ook wel troosteloos. De sultan had machteloos gestaan tegenover de koloniale ambtenaren die zijn in 1833 in beslag genomen bezittingen naar ’s Lands Civiele Pakhuizen stuurden en ze daar als ’s lands goederen’ rücksichtsloos en zonder gevoel voor waarde en betekenis uitsorteerden.

Manuscripten en papieren gingen naar de afdeling ‘Inlandse zaken’ van de Algemene Secretarie, zeldzame voorwerpen, zoals de beroemde gamelan[vi] en de hier afgebeelde rebab, en de rijkssieraden, zoals de hier afgebeelde kroon, waaraan de sultan zijn macht ontleende en twee sirihdozen die de Nederlandse schilder, reiziger en schrijver Cornelis de Bruijn al in 1706 in Banten waren opgevallen[vii], werden gedoneerd aan het Museum van het Bataviaasch Genootschap in de koloniale hoofdstad. De resident van Banten, dat moet dan F.H. Smulders zijn geweest, ontving tot slot een onvolledig gamelanspel[viii] en het Haagse Kabinet van Zeldzaamheden in het verre moederland werd uiteindelijk ook bedacht: het ontving enkele manuscripten en voorwerpen.[ix]

Rebab van de sultan van Banten. Museum Nasional Indonesia, Jakarta. Inv.n.r 1248.

Het was de resident van Batavia die uiteindelijk de opdracht kreeg om andere voorwerpen, zoals vlaggen, religieuze gewaden, beeldjes en stoelen uit het bezit van de vorst, te slopen, de restanten te verkopen en wat niet te verkopen viel, te verbranden.[x] Metalen wapens werden in zee gegooid en juwelier Smits ontving 96 gulden voor het demonteren van waardevolle preciosa en het versmelten van goud en zilver.[xi]

Twee Europese leden van het Bataviaasch Genootschap, Fritze en Visscher, waren zich overigens wél bewust van de betekenis van de voorwerpen: nadat zij voorwerpen hadden mogen selecteren uit het geconfisqueerde bezit van de sultan, wilden zij, toen zij daartoe nogmaals de mogelijkheid kregen, dat eigenlijk niet nogmaals aangezien zij hadden gemerkt dat zich aan de voorwerpen ‘voor den inlander voorouderlijke herinneringen hechtten’.[xii]

Weinig kosten, veel effect

De waardevolle voorwerpen uit de door de regering in beslag genomen bezittingen van de sultan, zoals krissen, juwelen en muziekinstrumenten, werden door de koloniale regering geveild. De helft van de opbrengst daarvan werd door de regering vervolgens belegd in certificaten van de ‘Indische achterstand’, obligaties op een eerder door Daendels gecreëerde schuld[xiii], waarvan de sultan jaarlijks 9% rente zou ontvangen. De veilingkosten zouden ten laste komen van de sultan.[xiv] Het was duidelijk: de koloniale staat had een mooie constructie bedacht die vooral ten voordele kwam van zichzelf.

In de loop van de negentiende eeuw kreeg Banten als eerste ‘Nederlandse bezitting’ in Indonesië voor Nederlanders grote symbolische betekenis.[xv] Het sultanaat en de sultan, die ‘als gevaarlijk voor de rust door ons verwijderd’[xvi] was, zoals dat in 1889 heette, maakten deel uit van dat koloniale geschiedenisverhaal. Die hele eeuw bleven conservatoren van het museum van het Bataviaasch Genootschap uitkijken naar erfstukken die toch in handen waren gebleven bij de ‘verarmde nakomelingen van de sultan’[xvii] en andere belangstellenden.

Een Nederlandse schoolplaat uit ongeveer 1900 waarin de ontvangst van de eerste Nederlanders door de sultan van Banten wordt verbeeld. Collectie NMVW, inv.nr. 5976-1.

Zo ontvingen zij in 1865 via Raden Adipati Tjondronegoro, de regent van Serang, in het district van Banten, meubels en voorwerpen uit de inboedel van de laatste sultan, zoals een met spiegels beklede ledikant en een kistje met handschriften dat daaronder werd bewaard.[xviii] Tjondronegoro was door resident Smulders in het ambt geplaatst[xix] terwijl zijn vrouw Ratu Siti Aminah tot de sultans familie behoorde[xx]: dit maakt de waarschijnlijkheid dat deze voorwerpen afkomstig waren van de sultan vrij groot en Tjondronegoro’s Hollandse bescherming verklaart misschien zijn keuze om aan het Europese genootschap zijn voorwerpen te schenken.

Rond de eeuwwisseling slaagde de conservator van het Bataviaasch Genootschap erin voor ‘matige prijzen’ ‘wagonladingen van de prachtigste en meest belangrijke stukken’ aan te kopen. ‘De beste stukken in het Museum aanwezig zijn uit Banten afkomstig’, werd niet zonder trots in 1906 geconcludeerd, slechts enkele jaren na het overlijden van de laatste sultan. [xxi]  Zelfs nog in 1928 ontving het Bataviaasch Genootschap voorwerpen uit het bezit van de sultan toen dat jaar de bekende Europese verzamelaar J.W. van Dapperen overleed en hij zijn ‘fraaie wapencollectie’, met daarin een sierlijk bewerkte speer uit Banten, na liet aan de instelling.[xxii]

Tot slot

Doelbewust ontnam de koloniale staat de sultan van Banten en zijn familie, nadat hun politieke macht hen al was afgenomen, hun woonplaats, hun bezittingen en alle voorwerpen waaraan zij hun symbolische macht en sociale en politieke identiteit hadden ontleend. Dit was algemeen koloniaal beleid: regalia, zoals bijvoorbeeld ook de diamant van de sultan van Banjarmasin, en bezittingen van verslagen vorsten in de archipel werden over het algemeen geconfisqueerd. Hiermee ontnam de koloniale staat deze vorsten opzettelijk niet alleen hun daaraan ontleende soevereine macht, maar ook hun identiteit, waardigheid en legitimiteit in de samenleving.

Door het vervolgens musealiseren van het sultanaats belangrijkste erfgoed werd het bestaan van het sultanaat voorgoed naar het verleden verbannen. Dit beeld van het vorstendom als een relict uit het verleden, ingepast in een koloniaal historisch narratief, werd nog eens bekrachtigd door het doelbewust verzamelen van voorwerpen uit het oude sultanaat door het Europese elitaire Bataviaasch Genootschap in de late negentiende en eerste decennia van de twintigste eeuw. Wellicht als enige genoegdoening kreeg één van de nazaten van de sultan in 1903 voorwerpen van de sultan terug die het museum ‘in bewaring’ had gehouden[xxiii] – een aardig eufemisme voor het bezit van geconfisqueerde goederen.

Ondanks deze geste was wat de koloniale autoriteiten betreft het sultanaat definitief voltooid verleden tijd en zou diens grandeur en geschiedenis enkel als gestold verleden voortleven in het museum en Nederlandse geschiedenisboeken. Het verruïneerde Banten, het lot van de bezittingen van het sultanaat en het tot de bedelstaf veroordeelde nageslacht, voorgoed uit de Bantense samenleving verdreven en levend aan de rafelranden van de koloniale samenleving zonder enige sociaal-politieke betekenis, zijn tekenend voor het koloniale politieke beleid.


Noten

[i] De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad, 14 december 1899.

[ii] https://kebudayaan.kemdikbud.go.id/bpcbbanten/silsilah-sultan-kesultanan-banten/ (geraadpleegd 24 december 2020). Een interessant blog over de geschiedenis van het sultunaat Banten is overigens: http://sajarahbanten.blogspot.com/ (enkel in het Bahasa Indonesia).

[iii] Marieke Bloembergen en Martijn Eickhoff, The politics of heritage in Indonesia: a cultural history (Cambridge/New York 2020) 13.

[iv] Hans Groot, Van Batavia naar Weltevreden: het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, 1778-1867 (Leiden 2009) 272-273.

[v] Het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 20 augustus 1908.

[vi] Bloembergen en Eickhoff, The politics of heritage 13-14.

[vii] Notulen van de Algemeene en Bestuurs-vergaderingen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen 15  (Batavia 1878) Bijlage B, p. VI.

[viii] Groot, Van Batavia naar Weltevreden, 273.

[ix] R.A.H.D. Effert, Volkenkundig verzamelen: het et Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden en het Rijks Ethnographisch Museum, 1816-1883 (S.l.: s.n.: proefschrift Universiteit Leiden 2003). 269 [Schenking door T.H. der Kinderen, 1832]; T.H. der Kinderen, Het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen gedurende de eerste eeuw van zijn bestaan, 1778-1878 (Batavia 1878) 212.

[x] Groot, Van Batavia naar Weltevreden, 273.

[xi] Ibidem.

[xii] Ibidem.

[xiii] P.P. Roorda van Eysinga, Handboek der Land- en Volkenkunde, Geschied-, Taal-, Aardrijks- en Staatkunde van Nederlandsch Indië deel 3: Java (Amsterdam 1841) 332.

[xiv] Groot, Van Batavia naar Weltevreden, 273.

[xv] Marieke Bloembergen en Martijn Eickhoff, ‘Re-embarking for ‘Banten’. The sultanate that never really surrendered’, in: Marjet Derks, Martijn Eickhoff, Remco Ensel, Floris Meens (eds.), What’s left behind. The Lieux de Memoire of Europe beyond Europe (Nijmegen 2015) 140-148, 143.

[xvi] R. Schuiling, Nederland tusschen de tropen: aardrijkskunde onzer koloniën in Oost en West (Zwolle 1889) 117.

[xvii]  ‘De Compagnieskamer’, Soerabaijasch Handelsblad, 18 augustus 1906.

[xviii] Groot, Van Batavia naar Weltevreden, 482.

[xix] Sartono Kartodirjo, ‘The Development and demise of the traditional Javanese aristocracy’, in: Hans Antlov, Sven Cederroth eds. Leadership on Java: gentle hints, authoritarian rule, 21-32, aldaar 27.

[xx] Kartodirdjo Sartono, ‘Bureaucracy and aristocracy. The Indonesian experience in the XIXth century’, Archipel 7 (1974) 151-168, 161.

[xxi] ‘De Compagnieskamer’, Soerabaijasch Handelsblad, 18 augustus 1906.

[xxii] Bataviaasch Nieuwsblad, 28 maart 1938.

[xxiii] Notulen van de Algemeene en Directievergaderingen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen 41 (Batavia 1904) 30. Vergadering 16 maart 1903.

4 gedachtes over “‘Hoe men toch kelderen kan!’ Het lot van de laatste sultan van Banten en zijn bezittingen

  1. D.P. Tick schreef:

    Geachte mevrouw Drieen huizen;

    Complimenten voor Uw artikel over Banten.Ja,dat was normaal..als een gebied door verovering genomen werd dan werdveelal de bezittingen geconfisceerd,omdat dat de symbolen vh nedergebrachte bestuur was,dat eventueel bij een opstand kunnen worden gebruikt.Ik ben onderzoeker mbt alle vorstenhuizen(300)v Indonesie.Ben nu bezig met een samenwerking met VARA BNN voor een documentaire over de teruggave vd grote diamant,die door de laatste sultan semi gedwongen aan Nederland is gegeven.Mijn vrouw is een afstammeling v deze sultan.U noemde de laatste sultan Muh Tsafiuddin,maar anderen zeggen,dat deze regeerde 1810-11 en overleed is 1816 was titulair sultan tot aan zijn dood.Zijn zoon werd genoemd als hebbende de naam Sultan Muh Rafiuddin.Het gebeurde wel vaker,dat Indische vorsten na afzetting v hun geslacht niet een sterk economisch bestaan op konden bouwen,gewend zijnde,dat hun tafeltje al gedekt was.Ik heb contact met de sultans dynastie v Banten,waarvan overigens 2 kandidaten zijn.Een zegt v d laatste sultan af t stammen maar noemt hem Rafiuddin.En manipuleert de waarheid denk ik.
    Ja,de teruggave vd bezittingen is nu een hot item,echter,nochmaals,het was normaal,dat een overwonnen vorst ook qua bezittingen veroverd werd.Veel is al teruggegeven.Veel is een schenking.Er is nu een run aan de gang v die dynastieen,die denken,dat dst alles terug kan komen.Ik denk,dat hier met veel wijsheid over gehandeld moet worden.Ik probeerde al langeen foto v die laatste sultan te krijgen,maar niets gevonden.Want niet alleen de regalia en erfstukken konden pro-rebelse objecten worden,doch ook een foto v zo een sultan. Ja,het was een totaal andere tijd toen met andere maatstaven.Ook de inheemse dynastieen ,die zelf gebieden veroverden lieten niet al de bezittingen aan het overwonnen gebied.
    Dank U.
    Ik gebruik mijn facebook Donald Tick als o.a. een plek voor het hot nieuws over de vorstenhuizen v Indonesie. Dank U voor Uw reactie: Hoogchtend: DP Tick

    Hoogachtend:
    DP Tick

    Like

    1. Caroline Drieënhuizen schreef:

      Geachte heer Tick, Dank voor uw reactie. Inderdaad de laatste sultan van Banten was door de Nederlanders op de troon gezet en niet de door erfopvolging rechtmatige sultan. Ik heb het hier over de laatste sultan die erfrechtelijk gezien recht op de troon had. En ook ik kon geen foto vinden – wellicht omdat de man op de troon zat voordat de fotografie uitgevonden was en hij daarna uit de gratie was geraakt. En inderdaad is teruggave een lastige kwestie. Hartelijks, Caroline Drieënhuizen

      Like

  2. D.P. Tick schreef:

    PS:De laatste sultan was wel Muh Rafiuddin,die inderdaad overleed in 1898.Voor zijn volk was hij wel hun koning,voor Nederland slechts een vorst in naam.Hopenlijk dat de corona snel voorbij is,dan kunnen we de film over de diamant vd sultan weer met de VARA BNN verder gaan maken.Sultan Adam v Banjarmasin heeft uit vrije wil die grote diamant aan Holland gegeven.Hoopte daarmee,dat zijn kleinzoon Hidayatullah op de troon mocht komen,Nederland had een andere kleinzoon voor de opvolging in gedachten.Door de keuze v Nederland is er dus indirect druk op de sultan uitgeoefend,dat resulteerde in het aanbieden vd diamant,waarmee de sultan hoopte,dat er zo een vriendschapsband met de NL staat zou kunnen ontstaan en hij zij keuze met succes naar voren kon schuiven Dat lukte niet meteen.Men wil nu wel de diamant als gebaar aan Banjarmasin teruggeven,waarmee de dynastie heel blij is. Bij reactie beter direct mij mailen op kupang1960@gmail.com . Ik dank U.

    Hoogachtend: DP Tick(of facebook Donald Tick ).

    Like

Geef een reactie op Caroline Drieënhuizen Reactie annuleren