Tentoonstelling’Roofkunst’ in het Mauritshuis

Recensie ‘Roofkunst – 10 verhalen’, 14 september 2023 t/m 7 januari 2024, Mauritshuis, Den Haag (gastcuratoren Jongsma + O’Neill en het Mauritshuis)

‘Roofkunst’ is het prangend culturele vraagstuk van deze tijd. Het Mauritshuis zag daarin, samen met het Berlijnse Humboldtforum, een tentoonstellingsconcept. Hoewel het misschien niet voor iedereen direct duidelijk is, is het Mauritshuis, ondanks zijn karakter als traditioneel kunstmuseum, door zijn collecties en omdat, de slavenhoudende gouverneur-generaal van Nederlands-Brazilië Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) de naamgever is, een uitgelezen plek om daar een tentoonstelling rond dit onderwerp te organiseren. Het is dan ook jammer dat de huidige tentoonstelling geen recht aan doet aan een dergelijk complex onderwerp.

De lila kleurige zaal in de tentoonstelling ‘Roofkunst’ in het Mauritshuis.

De complexiteit van het onderwerp

Want roofbuit, ‘buit’ want het gaat om meer dan alleen kunstvoorwerpen, is complex in de omvang en reikwijdte van de problematiek waarin het is gesitueerd. Restitutie van voorwerpen  gaat over machtsverhoudingen, over het gedane onrecht, het herstellen daarvan en de eigen rol van restitutie daarin. Het gaat over het gevoel van gemis in de landen van herkomst, bij voormalige bezitters, met soms al decennialange wensen tot teruggave. Tevens draait het om complexe vraagstukken als de ethiek van het tentoonstellen van oneigenlijk verworven voorwerpen door de daders zelf en het gebruik van replica’s en digitale kopieën. En wat zou de toekomst moeten zijn van deze voorwerpen?

Het zijn enkele van de vragen die het Mauritsmuseum met slechts tien objecten uit drie verschillende periodes ‘onbevreesd en openlijk’ ter discussie wil stellen. Dat doet het in een lila kleurig zaaltje dat je volledig ontregelt als bezoeker. Zo is dat overigens ook bedoeld door gastcurators en kunstenaars- en filmduo Jongsma + O’Neill, zo lichtten zij toe bij de opening. Het voelde voor mij alsof je, met lichte tegenzin, een door een klein kind ijverig beschilderde en met willekeurige voorwerpen gevulde kijkdoos bekijkt en je naar woorden moet zoeken om er iets aardigs over te zeggen.

De vragen die de tentoonstelling centraal zou moeten zetten worden niet afdoende behandeld. Omdat er slechts tien objecten tentoongesteld zijn, gerangschikt in structurerende thema’s als ‘de kosten’, ‘overblijfselen’, ‘de trofee’, ‘de collectie’ en ‘de toekomst’, is er te weinig ruimte, ondanks de veel te lange teksten en de ‘beleving’ die de VR-brillen bezoekers biedt, om dieper op de problematiek van specifieke casussen in te gaan of de verschillen tussen de gekozen periodes (de Franse tijd, de nazitijd en het koloniale tijdperk) te ontrafelen. Ik vind niet, zoals het NRC betoogde in zijn recensie van de tentoonstelling, dat de machtsverhoudingen, de verschillende belangen en vormen van onrecht zich in die vergelijking duidelijk tonen. Daarvoor krijgen de bezoekers te weinig historische context mee.

De VR-brillen tonen de tentoongestelde objecten in hun bestaan vóórdat zij in het museum belandden. Zo sta je bijvoorbeeld in een Balinese tempel net nadat de Nederlanders daar iedereen in 1849 hebben vermoord. Het ontzielde lichaam van een Balinees ligt voor je op de grond. Op de achtergrond hoor en zie je nog geweerschoten. Een vlucht vogels (of zijn het vleermuizen? We werden het niet eens) scheert langs. Ook sta je bovenop de Brandenburger Tor, terwijl Franse troepen in 1806 Berlijn binnen marcheren. In alle gevallen voel je je een buitenstaander: je staat aan de zijlijn en neemt er niet aan deel. Je bent getuige van de geschiedenis, maar geen deelgenoot. Het voegt daarmee niets toe aan de vraagstukken die de tentoonstelling wil bespreken en het gebruik van de brillen werkt in praktische zin vooral belemmerend.  

De VR-brillen in gebruik.

De, wat mij betreft, meest fundamentele vragen worden bovendien helemaal niet gesteld op de tentoonstelling. Hoe ethisch het is om geroofde voorwerpen tentoon te stellen door hun onrechtmatige eigenaren? Hoe ethisch is het bovendien daar geld aan te verdienen? Wat was precies de grotere historische context van het ‘roven’ in de Europese geschiedenis van kolonialisme, imperialisme en natievorming? Susan Legêne stelde in het begeleidende tentoonstellingsmagazine dat het grotere historische verhaal meer aandacht behoeft. Roof, zo meent zij, is immers niet het wezen van de tentoongestelde voorwerpen, maar slechts een in de tijd verkregen omschrijving. Het zijn dergelijke kwesties die deze tentoonstelling laat liggen.

… Maar ook spannend

Toch is de tentoonstelling bij vlagen ook spannend: zo worden de direct belanghebbenden van de objecten, zoals Ida Dalem Semaraputra, de huidige Balinese vorst van Klungkung of de Surinaams-Nederlandse dichter Onias Landveld, aan het woord gelaten. De grote collectie Joods zilveren armbanden, rammelaars en bestek en de documentaire met Landveld over de Marronstaf zijn indringend en er wordt een achttiende-eeuwse ‘Anet’-commode, alle tentoonstellingswetten tartend, met zijn achterkant getoond om het etiket over zijn herkomst te tonen. De aanwezigheid van replica’s en het verhaal over het maken van digitale kopieën van bijvoorbeeld het inmiddels aan Sri Lanka teruggeven kanon van Kandy, in een toch heel traditioneel museum als het Mauritshuis, is provocatief en nodigt uit tot reflectie op het gebruik daarvan, zeker in de context van restitutie en pogingen tot herstel van onrecht.

Maar het zijn vooral gemiste kansen die in het oog springen: van de tenenkrommende tentoonstellingsopening in bijzijn van een bijna uitsluitend wit publiek door cabaretiers Diederik van Vleuten en Raoul Heertje (waarbij vooral de eerste de plank volledig missloeg), tot aan de keuze en vervelende plaatsing van de voorwerpen (de Balinese kris is op enkelhoogte op de vloer geplaatst), de gebrekkige uitwerking van de historische context en vergelijking tussen de verschillende periodes waaruit de voorwerpen zijn geroofd, en het gebruik en de uitwerking van de VR-brillen.

Kortom, de vragen die worden opgeworpen in de tentoonstelling zijn interessant en legitiem, maar de meest prangende worden niet gesteld en de uitwerking van de vragen blijft ver achter, mede door de beperkte omvang en de aanpak van de tentoonstelling. En dat is jammer. Demissionair staatssecretaris Gunay Uslu pleitte bij de opening tot het omarmen van het ongemak. En juist daar schiet deze tentoonstelling tekort.

Plaats een reactie